De eenden aan boord
Ik wil weer eens babbelen met de eenden aan boord. Waar er eerst een aantal kwamen, is het nu al wekenlang behoorlijk rustig en zijn het steeds twee dezelfde eenden.
“Moeten we alweer praten?” hoor ik als ik contact maak. Ik begrijp dat het een menselijke behoefte is van mij en zowel verontschuldigend als verdedigend leg ik uit dat ik het intrigerend vind hoe zij leven.
“Wat dan?”
“Nou, jullie gefixeerdheid op het schip bijvoorbeeld.”
De eenden laten zien dat het hetzelfde is als eenden in een park en mensen die komen voeren: het is heel makkelijk binnenhalen. Dat begrijp ik meteen en zoals het gaat in een contact met dieren volgt er geen verdere uitleg of blabla.
“Hoe zit het met de andere eenden?” vraag ik. “Waarom zijn alleen jullie twee er nog?”
“Wij settelen,” klinkt het stellig.
Het klopt inderdaad dat dit vrouwtje en dit mannetje de enige trouwe bezoekers zijn. Eigenlijk voelt het niet als bezoekers maar als mede-scheepsbewoners want ze zijn er altijd. Of op het schip of in het water rondom het schip. Als ik vanaf het pad aan de wal kom aanlopen zien ze me al en vliegen ze uit het water om als eersten op het schip te zijn.
Ik merk op dat het voelt alsof het vrouwtje de leider is en het mannetje volgt. Dat beamen ze en ze laten zien dat ze samen sterk zijn.
“Ga jij dit jaar aan boord een nest maken?” vraag ik het vrouwtje. “Ik ben wel aan het onderzoeken,” hoor ik en het klopt inderdaad dat ik haar op het begroeide dak van de roef heb zien scharrelen en zitten. Het zal haar eerste nest zijn omdat ze nog geen jaar oud is en ik vraag me af hoe ze dat gaat doen. Meteen geeft ze me door dat ze er naar uit kijkt en ze weet gewoon dat ze het kan.
“Hoe is het deze winter met je tong gegaan?” wil ik weten. Het vrouwtje laat meteen weten dat ik zit te zaniken over het feit dat haar tong uit haar snavel hangt. “Rustig maar, het is voor mij alleen maar makkelijk dat ik je daar aan kan herkennen. Anders haal ik jullie door elkaar.”
Ik laat het beeld zien dat ik twee mannetjes een keer heb zien vechten aan boord en dat ik dat er heftig aan toe vond gaan. Als ik de reactie van dit mannetje voel heb ik sterk de indruk dat hij degene is die is weggevlogen. En dat bevestigt weer mijn gevoel dat dit mannetje niet zo heel sterk is, zelfs een beetje een bangerd.
“Jullie krijgen hier wel steeds eten, maar jullie weten toch wel dat je eigenlijk voor jezelf moet zorgen, hè?” communiceer ik in beeld. “Jaja, dit is extra, dat weten we.” Dan is het goed. Anders ga ik me er nog verantwoordelijk voor voelen om ze in leven te houden.
Ik ga deze eenden dit voorjaar met belangstelling volgen. Ik zal niet te vaak contact opnemen, maar toch nog wel een keer.