Wié hoort je?
Ik zit in het bestuur van de stichting DierenPerspectief en ineens ben ik benieuwd wat dieren er eigenlijk van vinden dat we op deze manier bezig zijn.
Als ik ‘de lijn opengooi’ komt er meteen een koe naar voren die me vermoeid laat weten dat wij als mensen zo enorm georganiseerd zijn. Ze lijkt er doodmoe van te worden.
Door haar ogen zie ik hoe complex wij inderdaad alles georganiseerd hebben. Een verandering proberen te bewerkstelligen in die hele complexiteit lijkt haast onmogelijk.
Samen met de koe dreig ik even in wanhoop te verdrinken. Dan laat de koe me iets moois zien: koeien hebben vaak een bepaalde route, een bepaald pad, dat ze lopen. Maar als je er iets van afwijkt en die route volhoudt, dan kom je heel ergens anders uit dan wanneer je de vaste route aanhoudt. Er is dus hoop…
We gaan even terug naar de complexiteit van hoe wij alles op- en ingebouwd hebben als mensen. “Alles zit zo klem,” laat de koe weten, “daardoor zitten jullie zelf ook klem. Het natuurlijke is verdwenen.”
Ze laat zien dat de stallen bestaan uit looproutes, piepjes, harde geluiden. Om knetterdol van te worden.
“Wij willen gewoon rust. En gewoon leven. In rust. Wij willen geen overspannen kop.”
“Wat vind je er dan van dat er mensen zijn die willen proberen om het leven voor jullie beter te krijgen?”
“Het is een druppel op een gloeiende plaat,” laat de koe weten. En ik zie meteen een druppel voor me die sissend verdwijnt zodra de plaat aangeraakt is. Om moedeloos van te worden.
“Er komt geen natuurlijke verandering meer,” wrijft de koe me nog es extra in. “Er komen alleen nog maar éénduidiger looproutes. Recht de fuik in. Je mag blijven roepen, maar wie hoort je?”
Ze laat me zien hoe de koeien een fuik in lopen en hoe het hele systeem zich vastdraait. Ook in zogenaamd diervriendelijk gedrag. Al de technische ontwikkelingen is niet wat deze koe wil. Ze wil het natuurlijk: buiten, waar het heerlijk is en waar rust is. Een stal zou een rustige slaapplek moeten zijn, geen lawaaiige fabriekshal.
“Die hóófden van mensen…” verzucht de koe, “zó vol…”
De koe laat me zien hoe zij hun leven ziet: lopend naar een vleesmolen, onderweg uitgemolken wordend.
“Het gaat jullie om ons gebruik, niet om ons leven.”
Hoe deprimerend wil je het hebben.
“Heeft het wel zin dat een aantal mensen het probeert te veranderen voor jullie?” vraag ik.
“Natuurlijk wel! Maar nogmaals: wié hoort je?”
Ik zit inmiddels diep in de rotgevoelens en uitzichtloosheid. De koe reageert daarop: “Ja hoor eens, als het antwoord je niet bevalt had je de vraag niet moeten stellen.”



