Tag Archief van: zwerfkatten

Ratten en katten

Sinds de bomen bij ons aan de waterkant gekapt zijn, kom ik meer dode ratten tegen dan daarvoor. Ik vermoed dat de dieren minder schuilplekken hebben en een makkelijkere prooi zijn voor katten.

“Kun je niet wat doen aan al die katten?” hoor ik meteen. “Ze bemoeilijken ons leven.”

“Ja, er lopen inmiddels aardig wat katten rond,” antwoord ik. “Maar ik ga daar niks aan doen. Het zijn zwerfkatten maar ik ben blij met ze en de bedrijven hier ook.” Ik realiseer me dat zowel ratten als zwerfkatten maatschappelijk als probleem gezien worden.

Er klinkt wat gemurmel. De ratten laten weten dat ze het liefst vrij rondlopen. Ze moeten nu behoorlijk opletten.

“Wij zijn geen jagers. Wij eten restafval.”

“Nou, volgens mij eten jullie toch ook wel muizen en slakken en weet ik veel wat nog meer…”

“Ja, maar we zijn anders dan katten.”

Ze laten me zien dat zij dan wel snel zijn maar dat katten zich anders gedragen. Ze liggen of zitten lang stil en kunnen dan ineens een grote sprong maken. Ondanks dat de ratten dus vinden dat ze snel zijn kunnen ze toch de dupe worden van zo’n vliegend object als een springende kat.

“Irritant.” Weer datzelfde gemurmel. “Er verdwijnen sleutelfiguren bij ons.” Ze doelen daarbij op ouders die de jongen nog moeten voeden.

Ik begrijp de onvrede van de ratten maar ik wil er niet teveel op ingaan.

“De nachten zijn stil.” Het komt er bijna filosoferend uit. “Dat is fijn.”

“Ik zie jullie niet meer aan boord.”

“Nee, die katten waren voor jou een goede zet. Zonder hen vertrokken we niet.”

Hmmm, denk ik, waarom hadden ze dat nou niet even gedaan voor me? Ik heb er zoveel tegen proberen te doen en de oplossing bleek gewoon katten te zijn.

“Iets anders: ik hoorde laatst van mensen dat er regelmatig overdag ratten gesignaleerd worden in de stad. Hoe zit dat?”

“Als wij met meer zijn, voelen we ons vrijer – zekerder – overmoediger. Samen zijn we groot en sterk. Dan worden we vrijmoediger.”

“Toch lijkt het me niet handig als jullie je overdag zoveel laten zien.”

“Wij zijn er altijd. Maar je hebt gelijk, als we elkaar niet zien is er niks aan de hand.”

“Toch nog even één dingetje… als jullie de huizen in trekken, kan het zijn dat jullie dingen kapot maken. Daar houden mensen niet van.”

“Ach, dat is de hebberigheid van mensen.” De ratten doelen op het feit dat mensen iets bouwen of kopen en dan vinden dat het van hen is.

“Nou,” werp ik tegen, “houd daar dan toch maar rekening mee. Hoe minder jullie kapot maken, hoe minder jullie aanwezigheid opvalt.”

Om op het eind even vrienden te maken met de ratten, vertel ik ze dat ik het vaak voor ze opneem als de term ‘ongedierte’ valt in relatie tot hen.

“Dank je,” hoor ik. In de welbekende eenvoud maar waarachtigheid waarop dieren iets kunnen overbrengen.