De karper
Op een dag sluit ik vriendschap met een karper. Het is net als met mensen: je kunt met iedereen praten, maar er zijn er een paar die je vrienden noemt.
Ik vertel hoe leuk ik het vind om met vrije dieren te praten. Meteen hoor ik dat deze karper niet zo vrij is. ‘Mijn gebied is beperkt. De grenzen zijn de vijver.’ Ze vertelt dat ze een gefokt en uitgezet dier is. Als ik vraag of het haar bevalt in de vijver krijg ik een aarzelend ‘Jawel…’ door. Maar eigenlijk wil ze liever een groter gebied. Ze wil trekken.
Ik vraag wat ze van mensen vindt en ze blijkt mensen vooral met eten te associëren. ‘Wij kijken altijd of ze wat hebben. Dan glijden we langs. Mensen bewonderen ons. Ze praten over ons.’ Ik vraag waarom ze over ‘ons’ praat en ze legt uit dat karpers met elkaar leven. Dat vinden ze prettig. Een karper voelt zich graag door andere karpers omgeven.
Ik vertel dat ik net een meerkoet heb gesproken. De karper zegt dat zij veel gemoedelijker zijn dan meerkoeten. ‘Wij zijn gelijkmatig. Wij doen alles in een rustig tempo. We kunnen wel snel zijn, maar de basis is rust.’
Ik geef haar het beeld van karpers die aan de oppervlakte zwemmen en ze vertelt dat ze het leuk vinden om buiten de vijver te kijken. Naar bomen, de lucht, mensen. ‘Zo vergroten wij onze belevingswereld.’ ‘Volgens mij zijn karpers vaak tam, of niet?’ vraag ik haar. ‘Dat is onze eigen interesse. Het is niet toe te dichten aan mensen. Het is wel een wisselwerking. Wij willen kijken naar mensen, maar het is niet hun verdienste. Andere vissoorten flitsen weg.’
Ze zou zelfs wel eens willen zwemmen met mensen. ‘Volgens mij zullen mensen dat niet zo snel doen…’ ‘Het lijkt mij wel wat. Beetje voelen, beetje langs glijden, in een rustig tempo.’ Ze ziet mensen niet als gevaar. Als ze gevangen en gedood wordt, is haar houding: ‘Komt mijn tijd, dan komt mijn tijd.’
Ze blijkt heel nieuwsgierig. Mensen zouden haar wel meer dingen mogen laten zien. Ik vertel dat ze zich heeft laten fotograferen en ze zegt dat ze nieuwsgierig was naar de fotograferende mens. ‘En nu heb ik contact met jou.’ Echt een sociaal dier. Dan hoor ik dat ze een bal in het water wel leuk zou vinden. ‘Dat kan ik je niet geven, want je bent veel te ver weg. Bovendien weet ik niet of de mensen een bal in hun vijver op prijs zouden stellen.’
De goedmoedige karper reageert: ‘Wij zijn heel open, leergierige dieren. Wij hebben een grote uitstraling. Boven het water en rond de vijver. Wij zijn er voor de harmonie. Een tussenpersoon tussen de buitenwereld en de vijver.’