Lesjes van een gehandicapte duif
Vanuit Rome krijg ik een foto van een duif met één poot opgestuurd. Ik ben erg benieuwd hoe deze duif haar handicap beleeft. Het woord handicap resoneert niet. Dat gebeurt wel vaker. Als dieren met een bepaald woord of begrip niks hebben, zijn ze gewoon stil.
‘Je weet wel,’ zeg ik, ‘… gehandicapt, beperkt…’ ‘O, dat. Dat ben ik niet,’ is haar reactie. Ik kijk nog eens naar de foto en zie echt nergens een verstopte poot. ‘Ik zie toch echt dat je iets mist,’ zeg ik. ‘Ik heb één poot en twee vleugels.’ ‘Mag ik eens bij je in je lijf komen om te voelen hoe het is met één poot?’ vraag ik. Ze schuift wat op en ik mag plaatsnemen in haar lijf. Meteen voel ik gecentreerdheid. Die ene poot staat stabiel. Ik merk dat het wel uiterste concentratie vergt. Maar het gaat heel goed. De kracht zit duidelijk in die ene poot en ik realiseer me dat twee poten een makkie zou zijn. En dat terwijl ik me er wel eens over verbaas hoe vogels altijd hun evenwicht vinden op die dunne pootjes. Deze duif kan zich helemaal geen slordigheden permitteren in de zin van een ondoordachte landing.
‘Wat zeur je toch?’ hoor ik. ‘Dit gaat toch?’ Ik denk kennelijk aan de beperkingen van het hebben van één poot en vertel de duif dat wij mensen graag kijken naar wat we missen. ‘Dat is een zienswijze, maar dan trek je een spoor van ballast achter je aan.’ ‘Het is nog sterker,’ voed ik de zaak, ‘Wij kunnen ons zelfs van te voren zorgen maken dat we iets niet zouden kunnen.’ ‘Ongelooflijk! Je laat je dus van tevoren tegenhouden omdat je denkt dat iets niet kan?!’ Als ik dat beaam, lijkt de duif bij wijze van spreken te schuddebuiken van het lachen om zoiets ondenkbaars. En gek genoeg lijk ik een beetje trots dat wij verder kunnen kijken dan het hier en nu en ons die zorgen dus kunnen inbeelden.
‘Heeft het voordelen om één poot te hebben?’ ‘Ja hoor, ik krijg extra eten van mensen. Ik ben bijzonder. Mensen herkennen mij tussen andere duiven.’ ‘Denk je dat je korter leeft omdat je meer inspanning moet leveren?’ Er komt een enorme moeheid over de duif. ‘Wat vraag jij toch gekke dingen! Ga eens wat luchtiger doen, zeg!’ Ik verdedig mezelf door te zeggen dat dit verhaal in mijn boek komt bij het onderwerp handicaps. ‘Nou zeg je het weer! Iets is een handicap als je iets mist. Ik mis niks.’ ‘Je bent een topduif!’ zeg ik. Deze duif heeft het inmiddels helemaal gehad met mij en terwijl ze het gesprek beëindigt door uit mijn beeld weg te lopen, mompelt ze: ‘En jij bent een probleemzoeker!’