Het egeltje in het net
Op 1 oktober wilde hond Sjaantje niet komen toen ik haar riep. Ze bleef maar met haar kop tussen voertonnen bij de kippenren staan. We hadden de kippen van mijn dochter verzorgd en ik wilde weg, maar Sjaan gaf geen gehoor aan mijn geroep. Ineens realiseerde ik me dat er dan wat aan de hand moest zijn. En ja hoor, helemaal verstrengeld in een net hing een jong egeltje. Mon Dieu, hoe krijg je zo’n diertje los? En zou hij het overleven? Hij hing er belabberd bij.
Met een schaar kon ik alle draadjes wegknippen. Het diertje voelde heel koud aan, keek met een heel afwezige ‘verre’ blik. Ik besloot hem niet te voeren maar hem op een veilige plek neer te leggen: in een onbewoond egelhuisje. Later op de dag zag de buurvrouw geen egel meer dus we gingen ervan uit dat de reddingspoging geslaagd was.
Vandaag ben ik toch wel benieuwd hoe het het egeltje verder vergaan is dus ik maak contact.
‘Wat kwam je laat!’ hoor ik meteen. Het klinkt niet verwijtend. ‘Ik hing er al een tijd!’ ‘Ja, dat had ik door. Je was behoorlijk koud en leefde nog net. Hoe was het voor je om die hondenkop voor je te zien?’
Het egeltje laat zien dat de hondenkop geen probleem was. Er kwam geen gevaar vanaf, bovendien was de egel verdoofd/versuft. Hij was meer bezig met zichzelf dan met die externe factor. Ook mijn hand en het knippen van de schaar leek hem geen schrik bezorgd te hebben.
Ik vraag de egel in beeld hoe het met hem ging nadat ik hem in het egelhuisje had gelegd. “Het ging allemaal weer stromen en ik kwam weer op temperatuur.” “En wat ben je toen gaan doen?” Het diertje schijnt het een domme vraag te vinden: “Wat ik altijd doe: eten zoeken.”
Wat ik begrijp ligt het diertje nu ergens onder een hoop bladeren. Ik hoop dat hij een goede hoop heeft uitgekozen, een hoop waar niemand komt. Het wordt me ineens heel duidelijk dat je bladeren en ‘rotzooi’ in de tuin onaangeroerd moet laten. Want inderdaad, er kan zomaar een dier in slapen.
Ik vraag het egeltje toch nog even naar de parasieten die ik op zijn vacht zag. Het waren geen zwarte vlooien, maar oranje-gele bolletjes. “We leven met elkaar,” krijg ik als antwoord. En ik denk: ach ja, zo gaat dat, ik leef ook met de ratten op mijn schip. Waarom zouden we daar moeilijk over doen?