Egel in winterslaap
M: Dag egel, mag ik je storen?
E: Dat doe je al en ik sta er nu niet voor open.
M: Waarom niet?
E: Ik weet niet of je het weet, maar wij slapen nu, we doen nog onze winterslaap, want het is te koud om buiten te lopen.
M: Heb ik je gestoord in je slaap of kun je ook tijdens je slaap met me communiceren?
E: Eigenlijk heb je me gestoord, maar je hebt me inmiddels zo wakker gemaakt dat ik toch met je kan praten.
M: Sorry, was niet de bedoeling, ik dacht dat je al weer uit je winterslaap was gekomen.
E: Nou dat is toevallig niet zo, vind jij het dan niet koud buiten?
M: Ja zeker, ik vind het behoorlijk koud en zeker die koude oosten wind maakt het buiten niet echt aangenaam.
E: En dan denk je dat wij daar gezellig in rondlopen? Zo gek zijn we niet.
M: Daar heb ik niet bij stil gestaan toen ik dacht met welk dier ik eigenlijk zou willen praten. Ik dacht dat het leuk zou zijn en ik heb je al lang niet gezien en gesproken.
E: Dat klopt, maar dat heeft ook zijn reden, omdat ik in winterslaap ben. Maar goed, ik heb genoeg geklaagd en je duidelijk gemaakt dat je me lastig valt. Waar kan ik je mee helpen?
M: Ik vroeg me af hoe jij dat doet in je winterslaap en nogmaals sorry, ik had gedacht dat ik ook met je zou kunnen communiceren terwijl je in slaap zou zijn.
E: Nou wij gaan in winterslaap zodra het te koud wordt om nog op een goede manier voedsel bij elkaar te scharrelen. We eten veel verschillende soorten voedsel, maar een belangrijk deel is dierlijk. Veel kleine insecten, slakken, rupsen en ook wormen, die we dan uitgraven met onze neus en poten. In de winter is er veel minder voedsel voor ons, maar daarvoor kunnen we in de herfst ons nog te goed doen aan fruit dat uit de bomen valt. Zodoende kunnen we ons best goed vol eten voor we in winterslaap gaan. Dan zijn we zuinig met onze energie en kunnen we het best lang volhouden tot het weer warmer wordt en we gemakkelijker aan voedsel kunnen komen.
M: En nu heb ik je wakker gemaakt.
E: Ja, terwijl ik nog heerlijk in mijn stadstuin onder een hoop bladeren lig, ben ik nu wakker en ga ik straks als het begint te schemeren nog even buiten kijken. Wie weet vind ik nog iets eetbaars. Maar daarna ga ik toch weer een tijdje slapen tot het echt wat lekkerder wordt daarbuiten.
M: Is jouw opgerolde staat en een laagje bladeren voldoende om de koude winter door te komen?
E: Als de plek voldoende beschut is, beslist windvrij, droog en met een lekkere hoop bladeren, kan ik er heel goed tegen.
M: Jij zegt dat je helemaal wakker geworden bent door mij, maar kun je niet alleen met je bewustzijn aan communiceren? Daar hoeft je fysieke lijf toch niet voor wakker te worden?
E: Dat is niet helemaal zo. Als ik echt in winterslaap ben, is ook mijn bewustzijn op een heel laag pitje, dat staat zeker niet aan op dat moment. En als je dan wilt praten, dan moet dat bewustzijn wakkerder worden en daarvoor moet mijn lijf ook een beetje meer wakker worden. Gelukkig niet helemaal wakker. Dus als ik zou willen kan ik ook vrij snel weer inslapen. Maar voor vandaag ben ik zo wakker dat ik ook mijn stijve ledematen even een wandelingetje gun. Niet te veel en niet te ver en ik wil het niet erg koud krijgen, dus ook niet te lang. En zoals ik al zei, misschien vind ik nog wel een lekker hapje.
M: Nou dank je dat je met me wilde praten, ondanks dat ik je wakker gemaakt heb. Ik hoop je in het voorjaar weer eens te zien en horen.
E: Nou wie weet.
250211