Tag Archief van: dood

Mijmeringen rond de eindstreep

Ik heb inmiddels al heel wat huisdieren gesproken rond de eindperiode van hun leven hier. Het is voor iedereen natuurlijk het mooist (en het makkelijkst) als het dier er klaar voor is en in stilte dit leven als dier verlaat. Op een natuurlijke manier, zoals we dan zeggen, en bijna geruisloos.

Als een dier oud is, dan kunnen zowel mens als dier nog beredeneren dat er een houdbaarheidsdatum aan een lichaam zit. Dat het lijf op een gegeven moment op is en dat het dan echt niet meer zinnig is om erin te blijven. Het lichaam is letterlijk uitgeleefd.

Het gebeurt ook dat we vinden dat een dier qua jaren eigenlijk nog te jong is om te gaan. Maar ja, niemand van ons heeft bij de geboorte het aantal levensjaren meegekregen. Het is dus maar een aanname en verwachting dat iedere soort een bepaalde leeftijd zou moeten behalen.

Veel huisdieren hebben zo genoten van dit leven. Ze hebben er, zoals ik wel eens zeg, ‘ordinair’ van genoten: er alles uitgehaald wat erin zat. En dan gaat het om lekker spelen, veel aandacht krijgen, goed eten, de dingen doen die bij hun hond- of kat zijn hoort. Het zijn de dieren waar iedereen blij van wordt omdat ze zoveel teruggeven. Als voor zo’n dier de eindstreep in zicht komt, is dat hard. We willen allemaal de goede dingen vasthouden, zowel mens als dier.

Wat me altijd opvalt is dat er aan het eind van het leven van dieren maar twee aspecten belangrijk zijn: de gehechtheid aan het lijf en de mensen die het dier moet achterlaten.

Zonder het lijf had het dier niet mee kunnen doen. En als dat lijf dan ook nog eens goed bevallen is, als een dier genoten heeft van wat het als hond of als kat allemaal kon, dan kan het vertrek zwaar vallen.

Ook het achterlaten van de mensen kan een dier zwaar vallen. Ze voelen zich verantwoordelijk voor aankomend verdriet en geven vaak door dat mensen daar niet in moeten blijven hangen. Want ze weten dat zij verlost gaan worden van het lichaam en dat ze daarna vrij zijn. Dat laten dieren me vaak zien. Letterlijk van de aardse last bevrijd.

Dieren hebben op ons mensen voor dat ze niet vast zitten aan materiële zaken. Ik heb nog nooit een hond gehoord die doorgaf dat hij z’n balletje zou missen. Of een kat die zich druk maakt om het huis dat hij achterlaat. In die zin kunnen dieren makkelijker loslaten en hebben zij geen last van ballast die wij als mensen met ons mee dragen.

Hoe kijk je tegen ziekte en dood aan?

In gesprekken komen soms situaties naar voren die ik een mens kan uitleggen aan de hand van eerder opgedane ervaringen. Speciaal voor kat Puk hieronder het verhaal van Banshee, te lezen in het boek In de Stilte hoor je alles.

Het maakt veel uit hoe mensen tegen ziekte en dood aankijken, liet de kat Banshee weten. Deze zestienjarige was erg ziek en kreeg twee keer per week een infuus toegediend. Dit deed de vrouw zelf, thuis. De reden dat de kat dit toeliet, vertelde hij, was omdat hij geen zin had om twee keer per week in de reismand mee te moeten naar de dierenarts.

De vrouw had mij gevraagd te tolken, omdat ze zich realiseerde dat ze er geen idee van had wat de kat nou eigenlijk zelf wilde. Banshee was duidelijk: hij wilde niet dood. Maar hij vertelde erbij dat hij zich niet kon bezighouden met blijven leven als de vrouw de achterdeur naar de dood op een kiertje had staan. Voor de vrouw was het helder dat ze de behandeling moest doorzetten en niet moest denken over hoe het zou moeten als de kat er niet meer zou zijn. Hij koos voor het leven en zij dus ook.

Toch werd ik twee weken later weer gebeld omdat het ineens veel slechter ging met Banshee. Wat wilde hij? We gingen het gesprek weer aan en wat bleek? Banshee had van de dierenarts opgepikt dat die het onmogelijk achtte voor een kat om met zulke bloedwaarden nog te leven! Banshee had zich dit bijzonder aangetrokken. We hebben veel moeite gedaan om hem ervan te overtuigen dat als hij nog wilde leven, hij ook met zulke bloedwaarden mocht blijven leven. Medisch gezien onverklaarbaar, maar Banshee leefde nog twee maanden. Hij is gestorven zoals hij zelf graag wilde: in alle rust, bij de vrouw in bed.

Uitleg rond overlijden

Een van mijn werkzaamheden als dierentolk is uitleggen. Menselijke dingen uitleggen aan dieren maar ook dierlijke dingen uitleggen aan mensen. Een misverstand kan in een klein hoekje zitten dus mijn uitleg is vaak welkom.

Wat wel eens verrassend is, is dat ik soms ook het overlijden moet uitleggen aan dieren. De meeste dieren, zeker de vrije dieren, zijn hier heel bekend mee en het is voor hen een ‘in en uit gaan’. Maar er zijn dieren die een soort drempelvrees lijken te hebben: wat gaat er gebeuren? Het leuke aan dieren is dat alles heel simpel is uit te leggen. Niet teveel tekst, neutrale gevoelens, eenvoudige beelden. Een beetje zoals je aan kinderen ook dingen uitlegt, heel basic. Al die extra woorden, bijzinnen en ingewikkelde termen is iets wat we ons als volwassenen kennelijk hebben aangeleerd. Heerlijk dat dat bij dieren dus niet hoeft.

Zo legde ik een hond die erg aan het leven gehecht was uit dat hij mocht gaan en we keken samen zeer geïnteresseerd naar wat er dan zou gebeuren: hij zou uit zijn lichaam gaan en achter zijn mens meekijken naar hoe zij met het verlaten lichaam zou omgaan. Ik liet hem zien dat ze verdrietig zou zijn en veel aandacht zou hebben voor het lichaam.

Dit verbaasde hem een beetje: “Maar ik ben toch hier?” en hij liet zichzelf achter de vrouw zien.

“Ja, dat is zo, maar dat is het onzichtbare deel van je. We zijn als mensen erg gewend om alleen te kijken naar de bezielde lichamen. Als een ziel uit het lichaam is zien we het niet meer. Als we mazzel hebben en er open voor staan kan het wel zijn dat we momenten hebben dat we iets voelen of anderszins waarnemen. Maar dat is lastig voor ons.”

Ik liet de hond ook zien dat hij alle tijd mocht gaan nemen om nog rond de vrouw te blijven. Er komt vanzelf een moment dat het tijd is om verder te gaan. En wat is tijd daar? Ik kan niet alles uitleggen… maar wat ik meekrijg en mag zien kan ik doorgeven. En als het anders blijkt te zijn, dan hoop ik dat ik daar voor open sta en mijn beeld kan bijstellen.

“Lachen heb je nodig als er ook verdriet is”

De krab moppert in eerste instantie en hoeft niet zo nodig contact.
Ik vertel hem dat ik het toch wel erg leuk zou vinden en vraag of hij iets wil laten zien van zichzelf.
Hij laat me ervaren dat hij heel laag bij de grond leeft en dat zijn leefgebied een heel horizontaal leefgebied is. Er is geen verticale uitwisseling.
Om contact met hem te krijgen moet ik voor mijn gevoel ook laag kruipen.
‘Als je mij wilt bereiken, moet je laag komen,’ is zijn droge conclusie.
Toevallig las ik van de week dat iemand het had over het ‘krabbenmand-effect’: de krabben verhinderen elkaar om uit de mand te kruipen.
‘Ik ben nooit in een mand geweest,’ reageert de krab. ‘Wij zijn niet gemaakt voor vertikaal, zeg ik net. Wij leven horizontaal. Maak onderin de mand een gat en we zijn er zo uit. Je kunt niet iets doen waarvoor je niet gemaakt bent. Dat proberen is zinloos. Krachtsverlies.’
Ik ben even stil als ik deze wijsheid tot me door laat dringen en gelijkertijd krijg ik van de krab een gloomy, zacht neuriënd gevoel door.
‘Heb jij humor?’ vraag ik spontaan.
‘Lachen heb je nodig als er ook verdriet is,’ antwoordt hij. ‘Het gaat zoals het gaat. Dan is er geen verdriet. Verdriet is als je verlies ervaart. Wij verliezen niets want het gaat zoals het gaat. Daar hoort geen verlies bij.’
Ik geef hem het beeld dat hij zonder water zou moeten leven. Wat dan?
‘Als er geen water meer zou zijn, dan zou ik doodgaan. Als het zo zou gaan, dan gaat het zo. Dat is geen verlies, geen verdriet voor mij.’
‘Horen verlies en verdriet dan bij de mens?’ vraag ik.
‘Het hoort niet bij ons.’
Ik vraag hem of hij de pieken (het lachen, het verdriet) mist.
‘Ik leef. Ik heb alles.’
‘Jij hebt niks te wensen?’
‘Ik heb niks te wensen.’
Wat leeft deze krab in een volmaakte gelukzaligheid!

Tirza 4: Mijn eerste gesprek met Tirza

Dit is een gesprek met Tirza van langer terug, mijn eerste gesprek met haar en voor mij een oefening van hoe dit werkt met dierengesprekken. Tirza is wat verward en snapt het systeem van praten met elkaar niet.

M: Lieve Tirza, het is mogelijk op deze wijze met elkaar te praten, vind jij dat goed?
T: aarzelend ja, ja …
M: Wees gerust, je mag gewoon op je stoel blijven liggen, zo kunnen we praten, je hoeft niet naar me toe te komen.
T: Ja, ik mis Jasper ook heel erg, hij is er wel, maar ook weer niet, ik kan hem niet zien en ruiken, maar wel voelen en dat snap ik niet, hoewel ik het wel accepteer. (Jasper is onze onlangs overleden hond, we missen hem allemaal heel erg)
M: Helpt het dat ik je laat zien dat het stoffelijk deel van Jasper dood is gegaan, niet opgegeten, maar door ziekte dood en dat we hem hebben begraven?
T: Sorry dat ik tussendoor kwam met dat opeten, honden gaan dus zo niet dood. (Tirza denkt dat dood gaan gebeurt omdat je wordt opgegeten door een ander dier)
M: Nee, het was verkeerd in zijn hersenen en toen kon hij niet meer lopen en was hij erg angstig en de dood was een bevrijding voor hem. Nu kan hij veel meer doen en makkelijker bij ons zijn, maar hij gaat ook naar zijn eigen plekjes toe, daarom voel je hem soms wel en soms niet.
M: Kunnen we al over de muizen praten?
T: Nee nog niet, ik wil deze ‘dood’ eerst begrijpen, je hebt me voor nu voldoende verteld, ik ga weer slapen.
M: Dank je wel voor het gesprek.
T: Prima tot de volgende keer.

De muis die het niet redde

Ik verbaas me erover dat de dieren continue om me heen zijn en dat ik er eigenlijk helemaal niet apart voor moet gaan zitten om gesprekken te voeren. Nadeel van dit is dat ik natuurlijk geen aantekeningen kan maken en dat het vluchtige gesprekken zijn, maar het contact maken is eenvoudig. Ik loop in het bos en denk aan de muis die Tirza voor ons op de vensterbank had achtergelaten toen ik haar midden in de nacht binnen liet.

M: Muis vond je het niet erg om te sterven?

m: De kat won, ik had pech.

En zo accepteert de muis dat hij het niet heeft overleefd. Ze vond het best een eerlijke strijd.

De nertsen (2)

Het vorige gesprek met de nertsen was al afgesloten toen ik me bedacht dat ik het juist over de ruimingen wilde hebben.

Eigenlijk was het in het gesprek al duidelijk toen de woordvoerende nerts doorgaf dat de dood een zegen is.

Toch ga ik kijken of er nog meer over te zeggen is.

Het mannetje, Jacob, komt weer naar voren en zegt: “Ik ben een spreekbuis, hè?”

Dat beaam ik en ik laat zien dat ik dat zeer waardeer.

Ik geef hem het beeld van ziekte, in dit geval corona, die de stal treft.

“Wij zijn weerloos. We kunnen niet weg.”

Hij geeft me het idee dat als ze in vrijheid zouden leven en er zou onraad zijn op wat voor manier dan ook, dat ze dan een andere plek kiezen.

In deze kooien in stallen kunnen ze inderdaad niet zelf kiezen of ze willen blijven of niet. Ze moeten blijven.

Wat is welzijn?

Dat roept bij mij de vraag op hoe het met zieke of zwakke dieren op stal gaat. Volgens de woordvoerder worden die afgevoerd. Het beeld komt boven van het beoordelen van fruit waar de beurse of rotte appel wordt weggegooid.

Na het vorige gesprek heb ik me een beetje ingelezen in de nertsenfokkerij wereld. Ik las dat iemand zei dat de dieren het goed hadden bij hem omdat hun vacht er goed uit ziet. Dit leg ik de nerts voor.

“Een goede vacht heeft niks te maken met welzijn,” is zijn reactie.

Hmmm, daar heb je weer zoiets. Wat is welzijn?

“Welzijn is leven naar je aard,” helpt de nerts me.

Hij vervolgt met te zeggen dat hun lijf los staat van henzelf. Ze trekken zich als het ware terug in zichzelf (zie deel 1).

“Maar ik neem toch aan dat jullie wel reageren als er iets gebeurt?” vraag ik. Hij laat zien dat reacties op gebeurtenissen verschillend kunnen zijn: actief of juist passief. Maar beiden zijn niet natuurlijk omdat er niet veel mogelijkheden zijn in zo’n kleine kooi. Ik begrijp dat het wegschieten en het verschuilen niet tot de mogelijkheden behoort, dus ja, dan is de keus van reageren beperkt en onnatuurlijk. Dat begrijp ik.

Ik geef hem het beeld dat mensen kleren dragen van hun vacht

We gaan even terug naar de vacht en de nerts zegt dat ze koopwaar zijn.

“Er wordt alleen gekeken naar de buitenkant.”

Ik geef hem het beeld dat mensen kleren dragen van hun vacht.

“Dat hoeft niet meer,” vindt de nerts. “Vroeger was dat noodzakelijk voor mensen en we waren dienstbaar naar mensen. Dat was de tijd dat het voor de mensen noodzakelijk was zich te kleden in onze vellen. Nu zijn er alternatieven.”

Nu gaan we eindelijk naar de ruimingen toe zoals die op verschillende fokkerijen plaatsvinden.

Net als de geiten in tijden van de Q-koorts laat de nerts zien dat de daadkracht waarmee alles gedaan wordt niet fijn is. Er heerst haast een ‘onverbiddelijke sfeer’.

Ik kan me vanuit mijn menszijn voorstellen dat er bij degene die moet ruimen een ‘klep’ voor gaat: niet nadenken, maar doen. Ik denk dat dat de daadkracht is waarover de dieren het hebben.

“En de dood?” vraag ik.

“Dan mag je van het een naar het ander. Je mag je lijf uit en bent vrij.”

De nertsen (1)

De kunst van het communiceren met dieren is om je eigen oordelen aan de kant te zetten. Soms is dat niet makkelijk want ik vind natuurlijk best wel iets van bepaalde dingen.

Helaas moet ik toegeven dat sommige leefvormen waar dieren in gepropt worden me zo aan het hart gaan dat ik het graag negeer.

Zo vergaat het me ook met de nertsen.

Maar gezien de ‘ruimingen’ vanwege corona vind ik dat ik de dieren toch moet benaderen om hun kant van het verhaal te horen.

Er is geen partnerkeus

Ik stel me in op de nertsen in het algemeen in Nederland en meteen krijg ik een beeld en gevoel van een trechter: de dieren worden vanuit de ruimte die ze eigenlijk nodig hebben, via een trechter bij elkaar geperst.

Een overmatige stank/geur dringt zich aan me op en een kakafonie aan energie.

Energie die geen kant op kan. Alles knalt tegen elkaar op.

Bijzonder verwarrend en beknellend.

Ik vraag of er één woordvoerder naar voren kan komen en een mannetje, die zich Jacob noemt, treedt naar voren.

Het is altijd even zoeken waar we het over kunnen gaan hebben en al zoekend komt het beeld naar voren dat de voortplanting haast aanvoelt als een verkrachting. Er is geen partnerkeus. Het hele gebeuren gaat dwars door grenzen heen. De dieren voelen zich gebruikt.

Vervolgens komt het beeld dat de ouderrol niet goed vervuld kan worden. Er kan geen juiste verzorging plaatsvinden en er kan niet naar voedsel gezocht worden, iets wat een heel natuurlijk iets is dat een ouder voor zijn/haar jongen doet.

Ik krijg de indruk dat de jongen vroeg weggaan bij de moeder.

En dat de nieuwe cyclus weer start waardoor de productie van jongen uitgebuit wordt.

De kakafonie aan energie speelt de hele tijd door op de achtergrond. Energieën die te dicht bij elkaar zitten, waar geen uitweg in gevonden kan worden.

“De dood is een zegen,” hoor ik dan.

Het nerts-wezen, schiet het door me heen

Het geheel geeft mij het gevoel dat de nertsen niet de wezens kunnen zijn zoals ze bedoeld zijn. Het maakt me verdrietig en leeg en onbewust stel ik de vraag hoe ze het leven volhouden.

“Diep van binnen zit onze kern. Ons wezen. Die kern blijf onaangetast.”

Het nerts-wezen, schiet het door me heen. Veiliggesteld door de nertsen zelf. Hun eigen innerlijke kracht en eigenheid waar geen opsluiten in kooien en geen misbruik van hun leven aan kan komen.

“Ik heb eens met koeien gesproken,” zeg ik tegen de nerts, “en die gaven aan dat ze het oké vinden om uiteindelijk tot vlees te dienen. Bij jullie zie ik die aanvaarding niet. Kun je me daar wat over vertellen?”

“Het is een heel ander proces,” aldus de nerts. “Wij hebben een heel andere verhouding tot de mens. Mensen zijn afgeschermd, afgestompt voor ons.”

Dan laat hij weer die kern zien, dat nertsenwezen dat ze kennelijk zo mooi afschermen.

Maar door die afscherming is er ook geen verbinding met hun lijf. In feite zitten ze zo dicht op/in hun kern dat hun lichaam ver weg voelt.

Ik begrijp dat het een soort zelfbescherming is. Maar het verbaast me dat ze dan wel eten en drinken en paren en jongen voortbrengen.

“Dat is op instinct,” verduidelijkt de nerts. “Het gaat hier niet om motivatie of levenslust.”

In mij rijst kennelijk de vraag wat ze van het nertsenleven vinden zoals dat nu geleefd wordt.

“Ga zelf in een kooi. Dan weet je het antwoord.”

De kraai wiens tijd het was

“Ik heb wat voor je!”

Ik doe de deur open en er wordt me een kraai in handen geduwd. Het diertje beweegt amper, heeft wel de ogen open, maar protesteert op geen enkele manier. Dan is die ver heen.

Het dier zat op de weg en de automobilist is gestopt en heeft hem meegenomen naar mij toe. We vermoeden dat hij is aangereden, alhoewel hij er niet gewond uitziet.
Ik pak een kooi en leg de kraai op een bedje van hooi. Contact maken lukt niet. Het draait hem steeds in z’n koppie waardoor hij zijn aandacht niet kan focussen op een gesprek.

Ik ben in de kamer wat aan het rommelen en op een gegeven moment hoor ik een geluidje. Het blijkt de laatste adem te zijn.
Nieuwsgierig als ik ben, kijk ik of ik nu wel contact kan krijgen. In mijn beeld zie ik de kraai omhoog vliegen en steeds lichter worden, zowel qua kleur als energie. Ik wil met hem mee en volg hem omhoog. Maar het is duidelijk dat hij naar een gebied gaat waar ik niet heen kan. Ineens lopen de tranen me over de wangen: ik wil mee naar die vredigheid waarin hij zich begeeft!

“Het is jouw tijd nog niet!”

Dan stopt de kraai, komt terug naar het niveau tot waar ik kon komen en zegt: “Het is jouw tijd nog niet!”

“Maar het is daar zo mooi…” piep ik.

We raken aan de klets. De kraai vertelt dat hij inderdaad is aangereden. Ik vind het niet bij kraaien horen om zich te laten aanrijden.

“De kou maakt onvoorzichtig,” verontschuldigt hij zichzelf.

We kletsen wat door, tot hij op een echte kraaienmanier zegt: “Zeg, ik hoef hier toch niet te blijven omdat jij niet mee kan?!”

Nee, natuurlijk niet, dat is niet de bedoeling. Dus ik bedank hem voor het gesprek en hij vertrekt.

Ik zit aangeslagen op mijn stoel. Dat heeft er even flink ingehakt! Dan gaat de telefoon. Een vriendin belt om te vertellen dat ze er twee weken geleden is uitgepikt bij het bevolkingsonderzoek, er meerdere tumoren zijn ontdekt, alles razendsnel gegaan is en ze over vier dagen een borstamputatie krijgt. Ik vertel haar van de kraai en mijn wens om met hem mee te gaan.

“Dat begrijp ik,” zegt ze, “Ik ben ook niet bang voor de dood. Maar het is mijn tijd nog niet.” Helemaal goed, dan blijven wij allebei nog terwijl de kraai in andere oorden vertoeft.